123 Te beschrijven bijvoeglijke naamwoorden blijdschap

Zij had de verhitting van haar slapen voelen wijken en een groote blijdschap, rose, wit, licht-geel, was over haar neêrgevallen.

"Het spijt me zoo vreeselijk," klonk een zachte stem, twee donkere oogen werden smeekend tot haar opgeheven en er kwam een wonderlijk gevoel van geluk in Hedwig's hart, een onuitsprekelijke blijdschap omdat het kind werkelijk zichzelf overwonnen had en naar haar toe gekomen was.

Van de barones kreeg Hedwig een paar handschoenen en tot haar groote blijdschap was er ook een pakje van thuis:

" "Ja, die bok is voor jou," zei Dik lachend, en hij zag met innige blijdschap, hoe gelukkig dit geschenk zijn zoontje maakte.

zij werd er zich bewust van met eene wijde blijdschap.

Met gretigheid en met eene onbegrijpelijke blijdschap zette het jongsken zijne tanden aan het brood en beet er eenige malen driftig in, tot hij een weinig meer dan de helft er van gegeten had;

Vol blijdschap bij elke verovering, bracht hij zijn buit naar het vaartuig om er lekker mee te smullen;

Maar de gravin wist zeer goed, dat dit een van die dingen was, die hem de grootste blijdschap gaven, hoewel hij dit niet wilde erkennen.

" "Oog, oog!" riep Lieveken met zegevierende blijdschap.

Wat een stille blijdschap voor Mathilde, toen zij op een morgen de kist vond staan in het zaaltje, en Jozef haar zeî wat er meê gebeuren moest en haar vroeg, waar zij hem gezet wilde hebben, boven op de slaapkamer of hier in het zaaltje.

Ik zie gansche drommen volks de dorpen verlaten, uit den schoot der aarde opklimmen, uit zwoegende vuurkolken zich vooruitwerpen en met koortsige blijdschap te zamen stroomen.

Al sprekende vouwde zij de beide handen op de borst en hief de oogen ten hemel, als met eene onwillekeurige beweging van dankbare blijdschap; maar haar grootvader was vrij wat minder getroffen.

In weerwil van de heerschende vreugde, in weerwil van die algemeene blijdschap, vertoonden er zich meermalen diepe groeven op zijn edel voorhoofd.

vroeg Burchard, zeer aangejaagd en als door eene hevige blijdschap ontroerd.

Maar zonder er in te slagen iets te verklaren, had hij zich toch niet gedood; hij was gehuwd, hij had nieuwe blijdschap gekend, die hem gelukkig maakte, als zij niet gekruist werd door zijn verwarde en donkere gedachten.

De oude, die zich intusschen met slap nederhangende armen diep gebogen had, zag nu den geneesheer met eene uitdrukking van onbeschrijfelijke blijdschap in het gelaat, betastte met sidderende handen

Zij greep ze met eene soort van zenuwachtige, kinderlijke blijdschap, rook er eene wijl aan en stak ze dan aan haren boezem.

Of wel, moet ge dien roman als KUNSTWERK op u laten inwerken en dus ervan hebben: dat hooge geestelijke genot, die veredeling, die vèr van kleine blijdschap, vèr van toorn, vèr van verdrietelijkheid, vèr van innerlijken strijd zijn:

Toen men de poort inreed, geleek Eva, in hare woeste blijdschap, naar een vogeltje dat uit zijne kooi wil breken.

Elke springende band was als een balsemknal op Plus-Que-Parfait's bloedende wonden; en eens, op een avond, was hij met opgewonden blijdschap in het kroegje aangekomen;

Van pure blijdschap kneep

Placida's oogen glansden van ware blijdschap en van hoogmoed;

De student Anselmus was vol warme blijdschap over het verzoek van den griffier Heerbrand, want niet alleen kon hij sierlijk schrijven en met de pen teekenen, maar het was hem een hartstocht te copiëeren met moeizaam teekenen der letters; hij bedankte daarom zijn beschermers in de meest beleefde termen en beloofde het middaguur van den volgenden dag niet te zullen verzuimen.

Zij was van oneindige blijdschap vervuld, en de klok boven in den toren luidde als 't ware haar vreugde over stad en land uit.

't is de dekmantel voor een inwendige blijdschap die zich anders te ras zou verraden.

123 Te beschrijven bijvoeglijke naamwoorden  blijdschap