38 Te beschrijven bijvoeglijke naamwoorden duister

De dageraad verdreef nu het nachtelijk duister, de zwaluwen vlogen kwetterend rakelings over de weide, en de zon kleurde vuurrood de kimme.

maar het wondervolle schouwspel duurde slechts eenige sekonden: toen verzonken de bergen rondom ons weer in hun plechtig geheimzinnig duister.

Nog liepen nachtlijke uren voort Door 't ruim op zilvren voeten Toen ik, aan donkre kimmepoort Ging gouden morgen groeten, Maar nog in diep, diep duister zag Den nacht voor de eersten Julidag.

toen verdwenen ze allen in een oogenblik, maar daarop vereenigden zij zich weder, bewogen zich en vloeiden samen tot een zwart, ondoordringbaar duister.

De vlakte was voor drie vierde deel in volkomen duister, maar in het Zuiden stegen allerlei grillige vlammen op, thans soms wel vijftig tegelijk.

Half duister was de zaal met hier en daar een nachtlichtje en rustig van gelijkmatig zacht geronk.

Het diepe geheimenis, dat den korf en haar verborgenheden omringt, is doorbroken door flitsen van onderzoek, schitterend en toch niet sterk genoeg om meer te doen dan den weg tot verder onderzoek te verlichten, en de bekoring van het onderwerp te versterken door ons de onthullingen te laten voorgevoelen van wat het warme duister van den korf voor wonderen voor ons verbergt.

en blauw, dat dieper nog als hemelsch blauw des avonds is, verdwijnend in 't zwangergaande duister van de wolken, gram en grauw.

De bedrijvige arbeiders bij hun werk in den afgrond, hadden een ijzingwekkend voorkomen, wanneer men ze plotseling onderscheiden kon tegen het zwarte duister.

Ik was door dezen ijselijken moord zoo diep ontsteld, zoo verpletterd, dat het gansch duister in mijnen geest was geworden;

Is de beteekenis van de tot nu toe vermelde geslachtsnamen, aan boomnamen ontleend, geenszins duister, met alle geslachtsnamen, die tot deze groep behooren, en is dit niet het geval.

' Toen de nacht was gedaald en de schaduwen der boomen tot een gelijkmatig duister waren ineengevloeid, hield het geheimzinnige woudleven niet op.

Er heerscht een zekere nevelachtige toon in die kamer, en juist dat grauwe duister is in overeenstemming met de plaats, waar wij ons bevinden;

Zwaait van 't grondelooze duister Aan het grondelooze licht!

«Zou u je niet vasthouden," vroeg van D... aan den gast die op den tast af achter hem aansukkelde, met de onhandigheid van een stadsmensch die het groote duister niet kent, «je loopt anders het bosch nog in.

Dantesk, bovenal, was het gruwzame duister, van de schicht-naderende dreigingen doorrossigd der dood- en lijdens-verbeeldingen;

Jean Valjean staarde onwillekeurig naar dit onmetelijk helder duister, 't welk hij boven zich had; peinzend baadde hij zich in de majestueuse rust des eeuwigen hemels, met geestverrukking en gebed.

Toen naar beneden en rond gaan zien in den nacht op het pad; maar van mijn poes geen spoor, er was niemand, er was niets, er was alleen koud duister en klare kou;

Nu staat de strever naar het hoogste voor het Niet, het ledige Duister der sterrenlooze middernacht.

Zij is verdwenen in het lichtend duister, Ver in de verre verte, en nimmer keert, Goddank!

Het overige was een nevelachtig duister, zwaarmoedig, akelig meer, waarboven de sombere, beweginglooze gestalten van den toren St. Jacques en de kerk St. Merry en twee of drie dier groote monumenten zich verhieven, waarvan de mensch reuzen en de nacht schimmen maakt.

Toen de boot langzaam uit het onderaardsche duister kwam en over den drempel van Nain, het gebied van den dwerg des doods, ging, zat Bragi, de schoone en zuivere jonge god, die tot nu toe geen teekenen van leven had gegeven, plotseling overeind, greep zijn gouden harp die naast hem lag, en begon het wonderbare lied van het leven te zingen, dat soms ten hemel steeg en dan zonk tot het vreeslijk gebied van Hel, de godin van den dood.

eensklaps, zonder te weten wat in hem omging en waaraan hij gehoorzaamde, richtte hij zich op, stak beide armen uit het venster, keek strak vooruit in de schaduw, in de stilte, in het oneindige duister en de eeuwige onmetelijkheid, en riep:

Jean Valjean staarde onwillekeurig naar dit onmetelijk helder duister, 't welk hij boven zich had; peinzend baadde hij zich in de majestueuse rust des eeuwigen hemels, met geestverrukking en gebed.

, ontrustte een oogenblik die onverstoorbare witheid en verdween vervolgens in het rossige duister der portieken.

38 Te beschrijven bijvoeglijke naamwoorden  duister