169 collocaties voor bidden

Weldra kwamen aldaar de schepenen en de chirurgijn-baardemaker bijeen, dewelke laatste verklaarde, dat die lange tanden geenszins wolfstanden waren, zooals de Natuur die gemaakt heeft, maar wèl die van een boozen, helschen weerwolf, en dat men God diende te bidden om Vlaanderenland van dat gedrocht te verlossen.

zij bidt God in een uitstorting van alle krachten van haar wezen, haar bij te staan in haar nieuwe taak.

Johannes voelde weder hoe het was, toen Windekind hem had leeren bidden.

Kunt gy den Heer Blankaart om vergeving bidden; om dat gy zyn Voogd-Kind als gedwongen hebt, om, in hare jonge jaren, de ruime Waereld in te gaan?

" "Wij hebben ze hier ook in overvloed," zeide Deodaat, "doch wij zenden ze niet als afgevaardigden uit:en zoo hem nog een grein gezond verstand overblijft, zal hij mij om verschooning bidden voor de uitdrukking, door hem gebezigd.

Didoneels ziele zoo fel, maar waart gij tot mij gekomen en niet tot hém, dien ik doodde, vóor hij biechten konde en Onzer Lieve Vrouwe om genade bidden, ik zoude, ging het mij te schade of te vrome, u doen weten wat mijn zwaard vermag!

een vrede, die om den oorlog, als een zegen des hemels, zou leeren bidden!

Ik bidde genade!

Ik domoor, heb een paar malen uit onachtzaamheid dat verzuim begaan, en nog kort geleden ben ik van een diner dat wat lang geduurd had, opgestaan, zonder 't Ave Maria te bidden."

hij hoopte, dat deze, van schuldbesef doordrongen, zich aan zijn voeten werpen en om vergiffenis bidden zou;

Zij ook zoû voor hem bidden en over een paar jaar zoû hij rijk en gelukkig terugkomen.

Wat ick u bidden magh, laat my door uwe gunst Eens sien, tot myn gerief, de krachten van de kunst.

Ik zal dagelijks Allah bidden, rampen en tweedracht over uw huwelijk uit te storten.

Als er een jonkertje binnenkomt, staat mevrouw op en kust hem op den mond, terwijl de priester de hostie wijdt en het volk te bidden ligt.

Wat waart Gij schoon en aanbiddenswaardig, wanneer Gij nederknieldet om tot uwen Vader te bidden!

[230] Ic bidde gode, die zijn cruce coes, Dat hijt hem te recht wille vergheven, Die mi anedede dat bitter leven Daer ic

Om eenige oogenblikken te bidden, knielde Robrecht met Dakerlia op eene bank en boog in stilte het hoofd.

mijne ziel wil bidden, sterkte vragen;

het waren, evenals te Tanger, nissen in den muur, waar de koopman stil zijn rozenkrans zat te bidden.

de vrouwen weenden en hieven biddend de handen in de hoogte, God de wreede ramp klagende die hen zoo onverwachts van hunne kinderen had gescheiden om hen toe te wijden aan eenen schrikkelijken dood.

En totdat de tranen, die in zijn wijd geopende oogen welden, de schoone zon omfloersten en de pracht van hemel en aarde deden wegdeinzen in een duistere, trillende schemering ... 'Zoo moet gij bidden!'

Op een dag van bloed en tranen ging de schijnheilige Mozes bidden, riep den toorn van zijn god in over den tempel en de priesters van den tempel, en even daarna schudde een aardbeving het huis tot in zijn diepste diepten, en alles stortte in, waarbij drie-en-twintig gewone en zes hooge offerpriesters omkwamen.

de vrouwen weenden en hieven biddend de handen in de hoogte, God de wreede ramp klagende die hen zoo onverwachts van hunne kinderen had gescheiden om hen toe te wijden aan eenen schrikkelijken dood.

Ende bidt u, edel vrouwe rene,

En als 's avonds de knieën worden gebogen en uit alle stad en dorp de gebeden naar den hooge opklimmen, dan werken al die stroomingen, dan trekken al die banden, en dan is het éen roepen, éen bidden naar den hooge voor wie van zijn lieven verwijderd is en toch voor zijn lieven liefde voelt in zijn hart.

169 collocaties voor  bidden