Welk voorzetsel te gebruiken met boos
Ik zou niet half zo boos op jelui zyn, indien de stille zielen, die het zo wel met het goede voor hebben, om zulk volkje niet bespot of veracht wierden.
De arme man werd zoo door zijne gedachten overheerscht, dat hij vergat om boos te worden;
DERTIENDE BRIEF.Sara beklaagt er zich over en wordt boos om Anna's koelheid.
Want zijn confraters lieten hem geen rust ... ze toonden zich byzonder boos over de nog nooit vertoonde vrijheid in de schildering van zekere toestanden, die ik me had veroorloofd en die hij de wereld had ingestuurd.
My ziet-i boos aan, dus is hy goed op me ... zóó zal 't wezen!
Hij echter keerde zich boos van haar af en zwoer zich op hem, die zoo schandelijk vermetel was zijn bezwaarschrift te verscheuren, te wreken.
Gij hebt gemeend, dat ik boos tegen u was, dat ik u haatte?
" "Wel, nu nog mooier!" riep de schipper boos uit.
De opgestane dooden zullen verschijnen vóór de rechtbank van Ormoezd; de goeden zullen naar den hemel gaan, de boozen naar de hel, en als ze drie dagen lang naar lichaam en ziel hebben ondervonden, de eersten de vreugden van het paradijs, de anderen alle kwellingen der hel, zullen ze weer gelijk geworden zijn.
Naast een dame met een tulband en een ouden heer, die boos door de glazen van zijn beweegbaren tooneelkijker tuurde, herkende hij
Napoleon gelooft het niet, wordt zelfs boos bij dat berichten wacht.
Den boosen tot een' schimp;
Arturo, gestoord, zat boos met een gekweld gezicht.
"Ga niet heen, Gösta, ga niet boos heen.