Welk voorzetsel te gebruiken met branden
1296 Oud Stroo is quaed om aen te steken, En arger noch, sijn brand te breken.
zij had het uitzicht op eene van die bochtige grachten, die zich door de oudste wijk van Hamburg kronkelen, welke de brand van 1842 gelukkig gespaard heeft.
Zij deed zich te goed aan de warme koffie, het brood en den honig, die Anna haar voorzette en hoewel deze brandde van verlangen om het doel van haar reis te weten te komen, herhaalde zij toch telkens weer dat zij niets moest vertellen voordat zij geheel verzadigd was.
en Onze Moeder de Heilige Kerke versmaadden en branden in het diepste der helle.
Hij bemoeide zich een beetje met de exploitatie zijner kolenmijnen in het Graafschap Midland en waschte zich schoon van de smet dezer industrie met de bewering, dat het eenige voordeel van het bezit van kolen was, dat men met fatsoen hout kon branden in zijn eigen huis.
de wierook zal branden op de duizenden altaren van België, en met zijne geurige walmen zal de dankbare bede van een geheel volk smeekend opstijgen, tot vóór den troon van God, die onzen geboortegrond zoo mild gegezend heeft.
Ik brandde van ongeduld om aan land te gaan, en mijne makkers verlangden niet minder dan ik naar den vasten grond.
Hij dacht er eerst over zich terug te trekken in Genève, maar verongelijking brandde in hem en voerde hem weer naar Parijs; hij wilde satisfaktie van den smaad die hem was aangedaan, openlijk eerherstel.
In den avond ziet ge de dorpen met roode vlammen branden op een horizont van lood.
Al de liefden, die in haar voor hem geweest waren, rezen aan-éen, niet te temperen, en in een brand uit haar oogen en over haar borst sproot uit haar splijtend gemoed een kletterende op-een-volging van zware, doffe, heesche fluitende klankjes, waarin zij hem zeide, wel te weten, dat hij dit zoû andwoorden, alles te weten, wat hij nog meer zoû willen zeggen;
het mos plakte zich op de steenen en de zwam op de boomen, 't eene op het andere, gulzig om te leven, en alles overweldigend in een roes van jonge liefde, en brandend om te koppelen en te bevruchten.
"Zou er brand aan boord zijn?" vroeg ik mij zelven af.
De zon stond te branden aan den diep blauwen hemel;
En de woorden dringen op haar tong naar voren en branden door haar lippen.
Wij zien een blakenden brand om den burcht, dat is een voorspelling van komenden strijd; een leger trekt los op uw vreedzame landen en steekt uwen burcht in brand en uw gouden ringen en uw molen van geluk.
Allergenadigste heer, hernam Uilenspiegel, gij giet olie in mijne lamp, ze zal branden te uwer eere.
die metalen ontbrandden, toen de dampen uit de lucht als regen op den grond vielen, en langzamerhand, toen het water in de scheuren van de aardkorst doordrong, gaven zij aanleiding tot nieuwe branden met ontploffingen en uitbarstingen.
met de leden van een aap, een verkenshoofd grooter dan hun buik; lijden, weenen, zuchten weze uw lot in deze wereld en in de andere, in de helle die u wacht, de helle van zwavel en pik, die branden voor de wijven van uw slag;
Men roert van tijd tot tijd, tot de macaroni gaar is, om het aanbranden te voorkomen.
de franjes der rolgordijnen het zachte wijfelschijnen van het vet-pitje, dat steeds brandde op de nachttafel naast hun bed ...
Dat is het oogenblik om te hangen en te branden voor het geloof.
De groene drank was bitter als gal, en liep daarbij brandend door mijn ingewand.
Op haar gelaat lag een heldere glans van blijmoedigheid, maar die herinnerde aan een gloed van een brand bij nacht.
De zon brandde met hevige gloed op hun ontblote spieren, en pijnigde hen met een onverdragelijke dorst, hun lippen kleefden aan elkander, en met moeite konden zij een ratelende doodsklacht vormen.
Het heimlijkst vuur brandt met den felsten gloed.