11 Werkwoorden voor het woord blauw

Het is hare gewoonte niet, de lieden een blauwtje te laten loopen.

Niet dat zij een oogenblik wankelde in haar besluit om den man af te wijzen; maar het zou toch onaangenaam zijn, en eindelijk moest het haar vader en Elisabeth ter oore komen, dat zij Owen Davies een blauwtje had laten loopen, en wat zou zij dan voor een leven hebben?

hoe uitmuntend past dat heldere blauw van de tuniek bij dien rooden mantel en de fijne carnatie van het lichaam van Isaak.

Of hij nu bij de schoone Machtelt een blauwtje liep, dan of hij zich voorzichtig in tijds terugtrok, toen hij bemerkte, dat een ander in haar hart reeds de plaats had ingenomen, weet ik niet;

Ze hadden alleen, zeker als een aandenken, mijn blauwen bril meegenomen, dien ik vergeten had in den zak te steken, en dien ik eigenlijk slecht missen kon.

Te Maastricht vindt men een blauwen gevelsteen, waarop een Engel, eertijds uithangbord, met dit rijmpje:

Toen dommelde zij wech in een half slapende sluimering, na dat zij nog even een blauwen vonk, de eerste ster, voor zich uit had gezien, dicht-bij, boven Jozefs zwarten hoed.

Zij vulden het geheele blauwe gewelf.

Belzemien slenterde al van den vroegen ochtend, gekleed als een net buitenheertje, over 't erf, Coben had zijn blauwen kiel afgelegd, droeg schoenen in plaats van klompen en zond halve dagen Bruuntje met de paarden 't werk verrichten dat hij vroeger, met jaloerschen naijver, zelf uitvoerde op den akker.

Hij stond nu op den weg en de Jager zag hem zijn blauwen, vreemd heiligen vlamblik wenden naar hem.

Maar Vaprijsken was vooral de meening toegedaan dat Smul wel degelijk een blauwtje had geloopen; en elk oogenblik haalde hij in zijn uitgelaten, wraaklustige pret, steeds 't zelfde grapje uit:

11 Werkwoorden voor het woord  blauw