83 Werkwoorden voor het woord branden

    Ik heb het huis zien branden van Pa-ansoe, dat hyzelf had aangestoken omdat hy mata-glap was.

Zoo mocht een Rus, bij voorbeeld, geen apotheker zijn, uit vrees dat hij zijn klanten zou vergeven; noch ook schoorsteenveger, opdat hij geen brand zou stichten.

Als koud water hoofd- en maagpijn geneest, dan zal later ook nog wel eens olie dienen om een brand te blusschen.

De obitsen of veldbommen der Belgen hadden den brand veroorzaakt.

Liefde, die zoo lief heeft, zet het heelal in vuurgloedmen voelt haar branden in het merg van het gebeente en men ziet haar gloeien in de diepten der hemelen.

En onder dezen heerlijken hemel strekten de oneindige wateren zich uit, schitterend blank, als glimlachend over de eigen glans, een phosphorieke gloed die kleine vlammen deed branden op iederen golf.

Terwijl tusschen den duivel van Rustico en de hel van Alibek dit door te veel begeerte en te weinig macht gaande was, brak er in Capsa een brand uit, die in het eigen huis den vader van Alibek, al zijn kinderen en dienaars verbrandde, zoodat Alibek de erfgename werd van al diens goederen.

Maximiliaan de Eerste gaf het plaatsje zijn privileges, die verbrand waren bij den grooten brand van 1492; Jozef de Tweede kwam zelf in een der mijnen de mijnboor hanteeren.

1296 Oud Stroo is quaed om aen te steken, En arger noch, sijn brand te breken.

Intusschen nam de brand al meer en meer de overhand, en kwam de eene zolder voor, de andere na, met een oorverdoovend gekraak en gedruisch naar beneden.

Aanvankelijk was de reis in alle opzichten voorspoedig, tot in den nacht van den 17den November, toen een geweldige brand uitbarstte, die weldra zoozeer in hevigheid toenam, dat er, ondanks de ijverige pogingen en krachtsinspanning der bemanning, geen hoop op redding meer overbleef.

"Wat dóe je toch?", vroeg de blinde: "maak geen brand.

Ze kozen allen het laatste en na een kort gebed tot onzen Lieven Heer stak Claessensz, zelf den brand in 't kruit en ... vloog toen met de zijnen in de lucht.

Thucydides zegt, dat nooit zulk een brand door menschenhanden was aangestoken.

Op de stevige steenen van het gebouw vermocht de brand niet veel, maar de schilderingen op de muren werden een gemakkelijke prooi van het vuur, en al wat zij verder konden vernielen, bezweek onder de slagen.

Ten jare 1519, omtrent den feestdag der H. Drievuldigheid, vernielde een brand, bij toeval ontstaan, ongeveer 700 huizen.

Ik wil u echter niet verontrusten met de beschrijving der ruwe, bloedige twisten, die de stad Luik teisterden gedurende de XIII^{de} en XIV^{de} eeuwen; ik wil doen, zooals de fee, die van oorlog, brand, moord en andere akeligheden liefst in het geheel niet gewaagde.

Uit die treurige overblijfselen van den gewoed hebbenden brand ontsnapten hier en daar nog eenige blauwachtige rookwolken, die spiraalvormig naar boven kronkelden.

daar zag men eenen hevigen brand;

't is om ons droef geslacht dat nog die wonde branden blijft hierbinnen, want ik moet haten teevens en beminnen en liefde blijven geeven waar 'k veracht.

De sleutel zit in den brief, we hebben hem niet opengemaakt, maar we branden van verlangen om te hooren, wat er in staat," riep Jo, terwijl ze haar zusje opgewonden tegen zich aandrukte en haar den brief in de hand stopte.

Maarer kwam geen brand, en er kwamen geene roovers en Nellie kon dus voor niemand iets doen, dandat ééne; maar daaraan dacht ze niet.

Vinden kan, dan ik u zen Al en waar het maar uw pen, Vleidt ghy my om Alaards vleyen 't Meeste zeid' hy als hy zweegh. 't Vuur en moet hem zeer niet bijten, Die zoo luide brand kan krijten?

"Laat dan den kandelaar branden," antwoordt gravin Märta.

Hun schubben vonkelden in de breede lichtstrepen, die de brand wierp, hun regtopstaande afgeplatte staart, hun kop gelijk aan het ijzer eener lans, hun uitpuilende oogen, hun tot achter de ooren gespleten kaken, al die kenmerken bewezen Paganel met wie hij te doen had.

83 Werkwoorden voor het woord  branden