19 Werkwoorden voor het woord staren

Maar een siddering overvalt haar, onbeweeglijk staren de groote vermoeide oogen den jager aan.

Het behaagde den proost niet de poorters en Kerels met verwonderde blikken te zien staren op de bewijzen van genegenheid en liefde, welke Dakerlia en Witta niet ophielden Robrecht te geven.

O, ik zie aan uw voorhoofd de schitterende star, die als een licht voor België's kunst zal schijnen;nu omgeeft u eens de zoo lang verdiende luister!

Zij bleef met ongebroken blikken staren op dezelfde plek aan den wand voor haar uit, als was de dag daarin opgegaan, als wilde zij hem weêr te-rugwenken naar zich toe of hem volgen in zijn vlucht door de onmetelijke duisternis.

Mijn zijden mantel laat ik hier achter als een herinnering, en als de maan den nacht verlicht, laat dan mijn vader daarop staren.

Verlegen, met schuwe gebaren, daalden zij de blauwsteenen treden af, meenemend de bloedsporenen een gehuil uit duizenden kelen overberstte het water, opschrikkend het staren der effene ruiten.

Ik wil u niets weigeren, juffrouw, sprak Rupert Sörge, terwijl hij in wijde tafelronde iedereens oogen voelde staren op hem;

Kapitein Lynch staarde naar de geweldige bergen van water die landwaarts rolden tot hij niet meer staren kon.

maar 't haar laten merken, haar er mee ontrusten en verwarren, den weemoed van haar laatste maagdendroomen storen, vertroebelen de reine wijding harer bruidsgedachten, de stille klopping van haar wachtend staren op den hoogtijd..., dat zou een daad van louter ruwe zelfzucht zijn, een laffe wreedheid..., ploertig ... ploertig....

Voorwaar, uwe jonge ziel is ontroerd, daar gij in de toekomst de glinsterende star aanblikt, die eensklaps voor uw oog is opgerezen;

Men aanschouwt een star om twee redenen, wijl zij licht geeft en wijl

er blonk geene enkele star aan den inktzwarten hemel.

Lemonnier was op de beide vuisten in slaap gedonderd en Mijnheer Van Dranem, die over heel 't gedoe geen star meer herkende, was in de diepste mijmeringen verzonken.... "Ik, scheef-achterover tegen den bankrug geleund, keek strak den dikken bijlooper aan.

Noch slaan, daar voor het rijsend licht Uw bleeke star ging onderdalen..

Tenzij dat men in het vasthouden aan die van oudsher overgeleverde vorm-geving, aan dat persoonlijkheidsgevoel een star en dood vasthechten aan de uiterlijkheid ziet.

Maar plotseling bleef hij in zijne woorden steken, en Marten zag hem met wijd opengesperde oogen staren in de richting van Saardam, tot hij plotseling van zijn zitplaats opsprong, en uitriep: »

Het scheepsvolk, onder 't angstig varen, Ten voedsel dat hen overschoot, De jongens vratig aan deed staren, 't Gebrek dien gruwel

Zijn oogen gaan weer een poos open staren naar den geligen scheepswand, waartegen nu en dan reusachtige schaduwen glijden van de heen en weer bewegende mannen, dan sluimert hij even in om dadelijk weer te ontwaken, door 't gelach en gejoel der anderen.

En lang nog bleef hij daar, op zijn stokje geleund, bewonderend staan staren en waardeerend genieten.

19 Werkwoorden voor het woord  staren