48 Collocaties voor magie

Waarschijnlijk heeft de twijfel aan de realiteit der magie zich inzonderheid van hen uit in ruimeren kring verspreid.

Onder deze omstandigheden kunnen wij zien, hoe het geloof in magie algemeen moet geweest zijn en hierover werden vele tooverboeken geschreven en zonder twijfel verkocht.

Toch was het nog langen tijd veel meer de angst dan de twijfelzucht, die de houding van het groote publiek tegenover de magie bepaalde.

Wij hebben gezien, dat het grootste deel van de zoogenaamde magie bij de onbeschaafde volken (d.w.z. medevoelende magie) waarschijnlijk in het geheel niet tot de natuur der magie behoort, zoodat de gezichtskring van deze bewering tamelijk verkleind wordt.

Aan het einde van ons overzicht gekomen, moeten wij nog ons eigen oordeel over de realiteit en de waarde der magie uitspreken.

Alle schrijvers echter over dit onderwerp, schijnen een belangrijk punt over het hoofd gezien te hebben en wel het element van wonderen, dat inderdaad de oorsprong en bron van de magie is.

voor zulke strenge bepalingen, zich van de beoefening der magie verre hielden, anderen echter legden zich, desondanks, met allen ijver op haar toe.

Porphyrius toch verzekert dat zijn leermeester buitengewone psychische gaven bezat en twee door hem vermelde feiten behooren rechtstreeks tot het gebied der magie.

De droomen der magie voeren eerst recht het Onbegrepene tot vlak nabij en ontstellen den geest, die waarheid zoekt.

Een van de meest treffende eigenaardigheden der Egyptische magie was het gebruik van die namen, welke men "krachtnamen" zou kunnen noemen.

Na deze theoretische uiteenzettingen gaan wij over tot de belangrijkste gegevens omtrent de antieke magie, nl. de zg. tooverpapyri, die men sinds ongeveer het midden der vorige eeuw met grooten ijver is gaan opsporen en publiceeren.

Hekt was de godin der magie.

" Wij moeten thans den aard van dien godsdienst der magie in het kort bespreken, immers hij was een machtig element bij de vorming van de meeste van die mythen en legenden, die wij later moeten behandelen.

onze kennis van de grondwetten der magie is inderdaad te gering, om een dergelijke handelwijze te rechtvaardigen.

Het moet in het oog vallen, zooals Frazer aangetoond heeft, dat, wanneer de wilde een handeling van medevoelende magie tot stand brengt, hij deze niet als werkelijk magisch beschouwt, dat wil zeggen, zij bevat in het geheel geen wonderlijk element in zijn wijze van denken.

Ten tweede moet men wel degelijk in het oog houden, dat al deze mysteriën, tenminste in de Oude Wereld, onder den grond werden gehouden en dat daar de symbolische voorstelling van den groei van het graan in scène was gezet, waarschijnlijk met het doel de machten van den wasdom tot grootere werkzaamheid aan te zetten door den invloed der magie.

tempels van inwijding in zwarte magie waren en daar behoeven wij natuurlijk niet aan te twijfelen;

Porphyrius toch, de bovenvermelde leerling van Plotinus, had in zijn "Brief aan [den priester] Anebo" allerlei vragen opgeworpen, inzonderheid aangaande de hoogere magie, en ronduit verklaard, dat hij met de moeilijkheden, die zich daarbij aan zijn geest voordeden, niet goed raad wist.

De mantiek, d.w.z. het om raad vragen en uitvorschen van de toekomst buiten de rede om, wijkt eveneens door haar passief karakter van de magie af, maar ook hier is de grens niet scherp te trekken, daar immers de magie vaak ter wille van de wichelarij wordt beoefend.

En als zij daarna in hun geboorteland terugkeerden, verhieven zij zich op hun kennis der magie en handhaafden zij haar geheime leer....

natuurlijk verwachtte de amateur-toovenaar, dat zijn vijand, door de kracht der medevoelende magie, in een doodelijke ziekte zou storten.

Hadrianus (117-138), de veelzijdigste en bedrijvigste aller keizers, was een en al belangstelling voor de magie en wij lezen dan ook in den grooten tooverpapyrus uit Parijs (v. 2446-2455), dat Pachrates, de "profeet" uit Heliopolis (in Egypte) hem "de macht van zijne goddelijke magie toonde" en dat de keizer, "uit bewondering voor den profeet, beval hem eene dubbele remuneratie uit te keeren".

Aan de volken der oudheid scheen het toe, dat Egypte de moeder der magie was.

Wat Faust van het daglicht der wetenschap verzekert, kan ook van het nachtlicht der magie gelden:

Wij hebben gezien, dat het grootste deel van de zoogenaamde magie bij de onbeschaafde volken (d.w.z. medevoelende magie) waarschijnlijk in het geheel niet tot de natuur der magie behoort, zoodat de gezichtskring van deze bewering tamelijk verkleind wordt.

48 Collocaties voor  magie