8740 voorbeeldzinnen met geest

Kweek den onderzoekenden geest aan, en zijn banden worden hem te eng.

De geest wil een hooger vlucht nemen, hij wil zien, maar het vleesch drukt hem neder, en in alle vleesch is weinig licht.

Granger's geest was zoo vervuld van kwesties in verband met tienden, dat hij, gelukkig voor Beatrice, aan niets anders kon denken.

Maar in een oogenblik was zijn geest ver afgedwaald.

de arme oude man had zóó lang over geld gedacht, dat er in zijn bekrompen geest nauwelijks plaats voor iets anders overschootal het overige ging hem langs zijn koude kleeren.

Al sterker en sterker werd het, al meer en meer bracht het zijn geest in verwarring, totdat hij zich niets meer herinnerde dan Beatrice, niets meer wist dan dat haar leven nu één was met het zijne.

"Stil, om 's Hemelswil, stil!" antwoordde hij, zijn tegenwoordigheid van geest terugverkrijgende.

Beatrice beschouwde dit punt meer in den geest van den Bijbel, waarin uitdrukkelijk verklaard wordt, dat dit een onderscheid maken zonder verschil is.

Op den bodem der zee zittenwaarom wekte dat zulke zonderlinge denkbeelden in haar geest?

Reeds drongen zij zich aan haar geest op!

De geheele lange reis door, streelde zij haar verbeelding door zich het eene beeld voor, het andere na voor den geest te roepen van die toekomst, waaraan zij geen deel zou hebben.

Zijn geest was verward, maar allengs werd het hem helderder en begon hij te begrijpen, dat een groot gevaar Beatrice bedreigde.

Zijn geest was weder zooals even te voren;

Wat zijn geest geschokt had, was niet meer, alles was zooals het geweest was.

Toen de geheele waarheid hem voor den geest stond, was hij aan zulk een foltering van ontzetting, wroeging en wanhoop ter prooi, dat hij een gevoel had alsof zijn levenskrachten er onder bezwijken zouden, en hij op dit oogenblik zou sterven, wat hem het wenschelijkst geweest zou zijn.

Met de zestiende eeuw daarentegen verdwijnen de Heiligen die germaansche namen dragen zeer opmerkelijk, blijkbaar door den invloed van humanisme en klassieken geest, die de oud-germaansche namen als barbaarsch begonnen te verachten.

Haer geest is op den loop, haer pols begon te jagen, 225 En al met vreemt gewoel van ongelijcke slagen.

Spreeckt soo de reden eyscht, en laet u moeder weten, Wat voor een edel geest u sinnen heeft beseten*.

Ons geest is nimmermeer gequelt met hooge saken, Om ons door al het lant een grooten naem te maken,

syn geest en frissche leden,

Hoe was ick evenstaegh gepijnight in den geest!

Daer is geen edel geest die oyt heeft leeren dichten, 1425 Of hy valt aen het werck met alle syn gewrichten;

geest, een persoon van geest, iemand met voortreffelike hoedanigheden, vgl. Ned. Wdb.

"Wat is er menig wijf, dat liever heeft te praten Die liever heeft te gaen laveyen achter straten Als met een stillen geest haer kint te wysen aen Wat nu, wat naderhant is nut te zijn gedaen.

1425: geest, bel esprit.

8740  voorbeeldzinnen met  geest