1262 collocaties voor loop

Dan is de werking van vloed en ebbe niet merkbaar en de pont loopt geen gevaar van of op den bodem der golf of in den vollen oceaan gesleept te worden.

Maar, laten wij elkander in Gods naam niet meer verlaten; want wij zouden gevaar loopen elkaar niet meer terug te zien!

vroeg de schilder, terwijl hij de kamer op en neêr liep en op zijn lip beet.

Welnu, ik moet bekennen, dat het mij niet onaangenaam was, deze kans te loopen.

Ik kom weêr, doe de deur open, vind haar niet, sta als een driedubbele gek, loop het huis uit, raas, stampvoet, vlieg by Kryn in huis; alles vergeefsch; loop naar 't Hek; ja, 't Hek was open, en ik begreep, dat het niet voor my geraden was, haar na te zetten.

elke tien minuten liep zij de trap op om naar haar vader te kijken.

In een dergelijk land loopt men kans, een goede gelegenheid, die zich voordoet, niet gauw terug te krijgen.

ik hoorde de pompen in het vaartuig zich in beweging stellen, ik voelde het water rondom mij weg loopen, en binnen weinige oogenblikken was de cel ledig;

Snel liep zij een eind den weg op.

Zij leunde plotseling niet meer op de tafel, en liep recht als een kaars, zonder verwikken of verwegen, naar Jozef toe.

Deugniets vader zette zijn hoed op en liep wrevelig de deur uit, met de woorden: "die bengel heeft ons voor allen tot schande gemaakt.

De deur werd met een ruk open gedaan door Frits, die bij iedere schel hoopte dat er bericht van de politie zou zijn en met smeekende oogen en de woorden: "O, het spijt me zoo vreeselijk!" liep Elsje de gang in.

Zoodra gij haar ergens ontmoetverwijder u dan, zoo snel uw paard loopen kan.

Hallward stond op, liep den tuin op en neêr.

Die frischheid was echter niet aangenaam, maar ik liep toch de vochtige straten door, gelijk ik meer placht te doen om mijne overspannen zenuwen te stillen.

herhaalde de thunderboy met grove stem en hij liep met Nesta vooruit op een drafje het bosch in, naar de opene plek, waar zij gewoonlijk speelden.

Toen liep hij rekkende tusschen

luid schreeuwend hun waar aan, loopen een eind met u mede, en zijn niet van u af te slaan.

och ja; die laat Gods watertje over Gods akkertje lopen;

Ik zal je wel op een koffieland plakken, daar kun je zoo mank loopen als je wil!

Tusschenbeide stond zij op en liep haastig het vertrek op en neêr, en leî de handen voor zich uit tegen het behangsel, als om aan den wand te vragen wat hij zeggen zoû en wat zij andwoorden.

En hij liep regelrecht naar Damme.

Soo loopt de Tijd rondom, en deelt sich af in Maenden, En leert ons, ongevraeght, al wat ick flus vermaenden: Want wie en wierd niet sat van 't eenerhande jaer, Soo 't altijd Winter, jae, soo 't altijd Somer waer?

Laat die arme dieren maar loopen.

Den anderen morgen, ten tien ure, had de Rangoon reeds een halven dag gewonnen op den door het reglement bepaalden tijd, en liep zij de haven van Singapore binnen, ten einde daar een voorraad steenkolen in te nemen.

1262 collocaties voor  loop