27 Te beschrijven bijvoeglijke naamwoorden meel

hoog het meel langs den rand van den schotel op, giet in het midden 1 liter kokend water, kneed het meel met het water tot een taai en gelijkmatig deeg, leg dit dan op een plank en kneed het zorgvuldig met zooveel meel (ongeveer 1/4 kilo) dat het deeg goed vast wordt.

Dan roert men het overige meel, de boter en de suiker er door, klopt het goed en laat het weder langzaam rijzen.

Hij brak den stengel van een der "cycas", die uit een kleiachtig weefsel bestond en een zekere hoeveelheid fijn meel bevatte.

Naar Graham wordt het ongerezen, uit ongebuild meel gebakken brood, Grahambrood geheeten.

altijd wist hij gebruik te maken van een tijdelijke afwezigheid van den kok om de meelton te openen, een flinke handvol meel er uit te nemen, en dit in den mond te stoppen, waarna hij de hand aan zijn kop afveegde, zoodat hij steeds gepoederd van zijn rooftocht terugkeerde.

Mans moet mijn moeder mooi meel malen, mooi meel moet Mulders

maar niet zoodra heeft de stelselmatig bestolen Rumeniër, in een tijd van schaarschte en gebrek, zijn laatste stuk grond moeten verkoopen of verpanden om zich het noodige meel te kunnen aanschaffen, of de Jood, nu volkomen eigenaar geworden, sluit voor goed zijn kas;

Als men koud vleesch voor ragout wil gebruiken, moet de saus van gefruit meel met uije en boter, jus, een weinig water en azijn, met de begeerde kruiderijen en gesnipperde augurken,eerst geheel worden gereed gemaakt, en het aan dobbelsteenen gesneden vleesch er enkel goed warm in worden.

Hij zag ze in haar smal kleedje en zag hare zoete wangen, die bepoeierd schenen met een geurig meel van zeldzame bloemen.

men wachte zich echter voor het inmengen van enkel raauw meel.

Knäckebröd is hard, bruin brood van ongerezen meel gemaakt, en het best te vergelijken met het joden-paaschbrood

Daarentegen heeft men in de zoetwatermeren van West-Afrika, zoodanige levende organismen ontdekt, van eene soort, die in fossielen toestand in Zweden en Noorwegen onder den naam van mineraal meel bekend is.

De maiskorrel heeft een zeer voedzaam meel, vooral geschikt tot het koken van pap en het bakken van kleine koeken, die men heet of versch verteert.

Daar graaft hij met zijn zwaard een kuil van eene el breedte en lengte, brengt daaromheen een plengoffer voor alle dooden, eerst van honig met melk gemengd, vervolgens van wijn, daarna van water en strooit er ten slotte wit meel op.

De zon joelde ook achter de neergelaten gordijnen, en, als een beweeglijk en tintelend en al-doordringend meel, schoof zij, schoon gezift, door de zijden maliën.

De enkele watermolens, waar zuiver meel wordt gemalen, zijn groote zeldzaamheden.

Eerst wordt de boter zacht gewreven, dan goed dooreengemengd met suiker, eijerdoijers en kruiderijen, en eindelijk ook met het meel.

Geen sporen van voetstappen waren in het fijngestrooide meel te bekennen, maar wacht, wat beduidde die donkere streep?

altijd wist hij gebruik te maken van een tijdelijke afwezigheid van den kok om de meelton te openen, een flinke handvol meel er uit te nemen, en dit in den mond te stoppen, waarna hij de hand aan zijn kop afveegde, zoodat hij steeds gepoederd van zijn rooftocht terugkeerde.

En hoe brood«du pain, m'sieur DEKÈRR, du pain, ce qu'on peut nommer du pain!»hoe brood alleen moet bestaan uit gaar meel, zonder meer.

breed af te scheuren, waaronder een net van lange vezels lag, dat uit niet te ontwarren knoopen bestond, en met een soort van gomachtig meel aan elkander zat geplakt.

Terwijl dus John naar de bron liep, om frisch water te halen, en Simeon het jonge meel ziftte voor de koornkoekjes en Mary koffie maalde, was Rachel stil bezig met beschuiten gereed te maken, een hoen te snijden, en over alles wat er over het geheel gedaan werd een oog te laten gaan, dat den invloed van zonneschijn had.

Intusschen zette de Era den hoed van den molenaar op zijn eigen hoofd en strooide overvloedig meel over zijn kleeren, zoodat hij er als een molenaar uitzag.

liet het huijs met stercke wacht rontom besetten, gaf ons yder tot onderhout 3/4 lb rijs ende zoo veel taruwe meel des daeghs, dog de toespijs was seer weijnig, ende oocq niet eeten conde, mosten daerom ons mael met sout (in plaets van toespijs) ende een dronck water daer toe doen.

De krekel en de kakkerlak der steenkoolperiode hebben de veranderingen der aarde overleefd en hebben daarbij hunne gewoonten en levenswijze behouden; wij vinden ze thans verscholen bij de bakkersovens of bij de fornuizen der oude keukens, zich warmend evenals ten tijde der steenkoolperiode en het tegenwoordige meel verslindend, zooals eertijds het meel der cycadeën en der paardestaarten.

27 Te beschrijven bijvoeglijke naamwoorden  meel