27 Metaforen voor kat

Vandaar, dat katten, hazen enz., die over den weg loopen, ongeluk beteekenen; het is niet het dier, dat de mensch ontmoet, maar de ziel van een gestorvene.

Kat was burgemeester van Amsterdam, in 1579.By de kat behoort de kater, en ook hy kwam oudtijds als huisteeken voor.

Wilde katten en tallooze legioenen van ratten zijn de eenige viervoetige dieren, welke hier inheemsch zijn.

Het gegiegel werd erger en erger: de kat was omstreeks zes duim van des soezerigen meesters hoofd.

De kat is het erratum der muis.

« zei Mr. Bumble langzaam, terwijl hij met zijn theelepeltje de maat sloeg, »ik wou zeggen, juffrouw, dat een kat of een katje, dat bij u woont en niet dol is op zijn thuis, wel een ezel moet zijn, juffrouw.

Dat zijn de brutaalste en gevaarlijkste schurken, die er op de wereld zijn, echte Skipetaren, onvervaard tot vermetelheid toe, sluw als de wilde katten, gruwzaam als verscheurend gedierte.

de kat is m'n getuige dat m'n pen krast als 'n raaf.

Haar eenig gezelschap was de kat, en deze lag te slapen op haar schoot.

Ik geloof, dat Krab, mijn hond, wel de hardvochtigste hond is van alle honden op Gods aardbodem: mijn moeder aan het schreien, mijn vader aan het jammeren, mijn zuster aan het grienen, onze meid aan 't janken, onze kat aan 't handenwringen, en heel ons huis in de grootste ontsteltenis,maar dat wreedaardige beest,het vergoot zelfs geen enkelen traan!

De kat is op verre na niet zoo lang huisdier als de hond; dit ligt trouwens in den aard der zaak: zoowel de jagersvolken als de nomadische herdersvolken hielden reeds in vóórhistorische tijden honden, zonder welke zij hun bedrijf niet zouden kunnen hebben uitgeoefend;

Net 'n kaarsenmakers kat in den maneschyn, vindje niet?

De kat is een kamertijger, de hagedis een zakkrokodil.

De kat, die krabt de krullen van de trap (tevens assonantie).

maar de oude man maakte hun duidelijk dat hun goede naam niet had geledende hamel waarmede zij hadden gevochten, was de Wereld, en de kat was de macht die de wereld zelf zou vernielen, namelijk de Dood.

Kat is een oud-germaansche mansvóórnaam, die ook in samenstellingen, als Catuald (Katwalt) en Catumer (Katmar) voorkomt, en door Förstemann in zijn Altdeutsches Namenbuch tot drie verschillende naamstammen, Chad, Gad en Hath, gebracht wordt.

De kat immers is een nachtdier en heeft, door den lichtglans harer oogen in het duister, door haar onhoorbaren gang en nachtelijk gejank, inderdaad iets daemonisch over zich:

Katten moeten voor haar onderdoen!" roept Haring uit, als hij ziet, hoe zij de Spaansche veteranen ontvangen, die aanrukken in de meening dat de stad reeds in hun macht is; want het is een aanval bij verrassing geweest en hij zou bijna geslaagd zijn.

een roodborstje had in een gat van den muur zijn nestje gebouwd, en een leelijke kat heeft het opgegeten.

« Ook rust de kat gaarne uit op een warme plaat, Of als de zon schijnt en zij een luchtje scheppen gaat

Geen kat heeft twee staarten.

Wie op zijn trouwdag door goed weêr begunstigd wil worden, moet de kat goed voeren, of de kat streelen (kören)

Nu heeft deze zin twee beteekenissen, n.l. dat de kat op de tafel is en daarop rondspringt, òf dat de kat van den grond op de tafel springt en dus in dezen zin een richting aanwezig is.

Werkelijk valsche Katten zijn zeldzame uitzonderingen, en zulke zijn er onder de Honden ook, ofschoon nog veel zeldzamer.

Simon was een groote kat met glanzig zwart vel en een dikken staart.

27 Metaforen voor   kat