67 Te beschrijven bijvoeglijke naamwoorden klok

ten tweede, omdat de klokken er buiten de torens hangen, gelijk men aan St.-Jacobskerk ziet, waar een groote klok en een kleine klok zijn;

" "Wat moet jij met eene klok doen, kind?" vroeg Grootvader, die zich hield, of hij hem niet verstaan had.

De oude klok den middagstond, Maakt een haan de hanen wakker

Elke stad was ommuurd, bezat een belfort, eene groote klok, en had net als de edellieden een blazoen en een zegel.

" Een zware klok galmde in 't verschiet, de avondklok van het naburig dorpje.

ten tweede, omdat de klokken er buiten de torens hangen, gelijk men aan St.-Jacobskerk ziet, waar een groote klok en een kleine klok zijn;

De blauwe klokjes, hier en daar gebogen luisterend tusschen

Ten slotte vloog hij, ondragelijk gekweld, naar het touw, trok er aan, totdat de balk ver van de metalen klok verwijderd was, en liet hem toen vallen, in de hoop, dat de kracht van den balk, als hij in volle vaart op de klok neerkwam, een zoo eigenzinnige en slecht opgevoede klok zou doen barsten.

"Het moet een dak hebben van gegalvaniseerd ijzer en een achthoekige klok.

Daar verzamelde Dillon talrijke overblijfselen van de schipbreuk, ijzeren gereedschappen, ankers, blokken, draaibassen, een achttienponder, stukken van astronomische instrumenten, een bronzen klok met het opschrift:

De grootste klok in Japan behoort aan den Jodo-tempel van Chion, te Kyoto.

Toevallig werd ontdekt, dat die reuzenpriester niemand anders was dan een verpersoonlijking van de heilige klok zelf.

Franeker: Klokkedieven, omdat het wapenschild hunner stad een gouden klok vertoont op een blauw veld.

De heldere metalen klok van het torentje van het Casino verkondigde dat luid genoeg, terwijl de nagalm over de watervlakte van de Middellandsche zee wegstierf.

Daarna werpt hij een haastigen blik op de groote Hollandsche klok in de gelagkamer, die langzaam tikt.

Een altaar, schitterende van goud, zilver, koper en lakwerk in alle kleuren, een prachtige troonhemel voor den opperpriester, groote bronzen stellages met tal van koperen klokjes behangen, vreemdsoortig snij- en lofwerk, nooit geziene muziekinstrumenten ...

Lize zag de rimpels wel, maar ze was zoo heel nieuwsgierig eene klok te zien, die zooveel leven maakte, en daarom zei ze:

"Bovendien, je zou er ook niets aan hebben, want 't is geene gewone klok, 't is de geluksklok van ons dorp, en vertel nu maar aan niemand, dat ik je dat gezegd heb;

In een afzonderlijk gebouw hing een enorme bronzen klok, wegende 60000 kilo's.

het fijne pluimgraslijk pereltjes aan dunne sprietjesvormde een luchtig afzetsel rond en rond en de floksen bengelden hunne roode klokjes daartusschen.

«En ik, sprak de tweede klok, kom uit een trotschen, dreigenden burcht, die zich op eene hooge rots, aan den linkeroever van den Rijn verheft.

En de jasmijn opende haar groote, witte klokjes;

nu moet er een nieuwe klok worden gedoopt of een nieuw orgel ingewijd;

" Voor de Premier kon antwoorden, weerklonk een zilveren klokje uit de audiëntiezaal, ten teeken dat de Prinses gereed was haar bezoekers te ontvangen.

De helft van het porselein op de tafel brak, en de achtdaagsche klok bleef stilstaan.

67 Te beschrijven bijvoeglijke naamwoorden  klok