67 Te beschrijven bijvoeglijke naamwoorden knap

Twee jonge knapen wilden hem oprichten, doch daar zij hem te zwaar vonden, stelden zij hem recht tegen den muur en daar begon Pompilius bitter te schreien.

Daarbij schaamt men zich dan gewoonlijk dat men nog rijglaarsjes of schoenen met gespen draagt, omdat er altijd eenige voorlijke knapen zijn, die al halve-laarzen hebben, en vroegtijdige juffertjes, die zich op schoenen met lange linten verheffen.

Rondom Pipe-Spring loopen groote kudden te grazen, onder de hoede van cowboys (koeherders), flinke, stoutmoedige knapen, aan allerlei ontberingen gewend.

In den loop zijner rede schilderde de predikant het beminnelijk karakter der veelbelovende jeugdige overledenen zóó aangrijpend af, dat elk lid der vergaderde gemeente zich het hart voelde toeknijpen bij de gedachte aan zijne opzettelijke verblinding, die halsstarrig niets dan fouten en gebreken in de arme knapen had willen ontdekken.

Meermalen vernam ik van oude slaven, uit Perzië afkomstig, hoe zij als jeugdige knapen, door de Turkomannen werden geroofd, hetzij terwijl zij met hunne ouders of verwanten aan den veldarbeid waren, hetzij in het dorp zelf, ondanks de woede en smart der weerlooze bevolking.

Met bewondering zag hij naar die bloemen, toen hij plotseling twee bijzonder schoone knapen zag spelen aan den oever van het water.

"Hare knapen," zoo meldt Tacitus verder, "spelen onder het opzicht der moeders tusschen de huisdieren op de deel en het erve rond, en groeien tot stevige knapen op.

"Neem het mij niet kwalijk, mijnheer de archivaris, maar mijn baldadige knapen zijn weer zoo uitgelaten, doch mijnheer de student heeft daar zelf schuld aan, want" "Sst, sst!" viel de archivaris den oude in de rede, "ik ken de snaken, maar gij moest ze beter in toom houden, mijn vriend! laat ons verder gaan, Mijnheer Anselmus!"

De haast die ze hadden om de plaats binnen te dringen, waar menig hunner licht een mauvais quart d'heure te wachten stond, mogen wij tot ons leedwezen niet aan vromen ijver en weetgierigheid toeschrijven, dat zou eene psychologische en eene historische onwaarheid zijn tegelijkmaar de woeste knapen hadden eene andere drijfveer.

" "De Herauten!lieve knapen!hebben zij zoo meteen den doortocht niet geweigerd aan onze Vroedschappen, 't geen geheel strijdig is met het Privilege van Koning Willem, artikel...." "Wat Privilege!

De blonde knapen, de jonge kerels fijn.

De Zeelanders hadden vele van hunne grootste knapen geroofd, die moesten op hunne banken roeijen, en van hunne grootste dochters, om bij deze kinderen te verwekken.

Hij doet de voordeur open en zij loopt ongeduldig binnen en in een oogenblik hangen haar twee, drie kleine knapen om den hals, die haar "Mama, Mama!" toeroepen en haar beurtelings moeten omhelzen; en de jonge kindermeid komt haar met een glimlachend welkom het kleinste op de armen brengen, dat nog niet alleen kan loopen.

Iedereen gaat, cynische philosofen, baardelooze knapen, vrouwen, priesters, allen gaan.

Zij houden bijzonder veel van spelen, klimmen dikwijls puur en alleen uit baldadigheid in de boomen, plukharen met elkander als levenslustige knapen, springen in 't water, loopen noodeloos en doelloos rond, en halen allerlei grappen uit.

een paar stoere knapen daalden in den put, zonder ook maar één vermoeden te brengen, waar zij kon wezen.

Petroeschka en Matjoeschka waren de door hem uitverkorenen, twee mooie flinke knapen.

Intusschen waren de knechts van den koning naderbij gekomen en toen zij hem daar zagen zitten, vroegen zij hem, of hij een knappen jager op een mooi paard voorbij had zien komen.

Doet zij zoo, dan zullen de krijgshaftige knapen tot ons komen.

De Zwaluw tracht deze veer voor haar nest op te zoeken, blijft aan den haak hangen en wordt daarna door de laaghartige knapen op afschuwelijke wijze mishandeld.

een troep laffe knapen, gemakkelijk uit het veld te slaan door wapengekletter en krijgsgerucht.

gij roodgetinte, laffe knapen,

En zij begreep, dat de "vrouw" misschien voor dit theater niet geschikt was, en zij nooit het ideaal zoû kunnen bereiken, dat die lange, slank-heupige knapen met hun schrale, slechts even vrouwelijke efebe-leden beter uitbeeldden.

De trosknaap, een lange, vijftienjarige, sterkgespierde jongen, die, bij 't leger opgevoed, boven de Leidsche knapen het voordeel had van in de scherm- en vechtkunst wel geoefend te zijn, trad met een grimmigen blik op Schaeck toe.

En het is inderdaad een heerlijk land met forsche, lenige, flink gebouwde knapen, recht als de berken zijner bosschen, en met allerliefste meisjes.

67 Te beschrijven bijvoeglijke naamwoorden  knap