10 collocaties voor snurken

Hij vrat zouten koeken, openlijk verkochte waar, En snurkt nu dronken achterover op zijn leêr.

Naast mij hoorde ik mijn buurman, een naar Indië terugkeerend ambtenaar snurken.

Klaas lag er al en snurkte as 'en os.

By ydere zinscheiding zucht Tante, en snurkt Bregt.

ik mijne beide buren snurken.

Den ganschen nacht lag hij dan als een dier aan haar zijde te snurken.

en heusch hij snurkt, foei!

En als hij dan dronken, diep in den nacht thuis komt, waar ik hem lang heb zitten wachten, dan snurkt hij den geheelen nacht, braakt soms het bed vol, om van de rest maar niet te spreken.

ik mijne beide buren snurken.

Hij snurkte mooi, geweldig en artistiek.

10 collocaties voor  snurken