766 collocaties voor lopen

Dan is de werking van vloed en ebbe niet merkbaar en de pont loopt geen gevaar van of op den bodem der golf of in den vollen oceaan gesleept te worden.

vroeg de schilder, terwijl hij de kamer op en neêr liep en op zijn lip beet.

Ik kom weêr, doe de deur open, vind haar niet, sta als een driedubbele gek, loop het huis uit, raas, stampvoet, vlieg by Kryn in huis; alles vergeefsch; loop naar 't Hek; ja, 't Hek was open, en ik begreep, dat het niet voor my geraden was, haar na te zetten.

elke tien minuten liep zij de trap op om naar haar vader te kijken.

In een dergelijk land loopt men kans, een goede gelegenheid, die zich voordoet, niet gauw terug te krijgen.

Snel liep zij een eind den weg op.

Zij leunde plotseling niet meer op de tafel, en liep recht als een kaars, zonder verwikken of verwegen, naar Jozef toe.

Deugniets vader zette zijn hoed op en liep wrevelig de deur uit, met de woorden: "die bengel heeft ons voor allen tot schande gemaakt.

De deur werd met een ruk open gedaan door Frits, die bij iedere schel hoopte dat er bericht van de politie zou zijn en met smeekende oogen en de woorden: "O, het spijt me zoo vreeselijk!" liep Elsje de gang in.

Die frischheid was echter niet aangenaam, maar ik liep toch de vochtige straten door, gelijk ik meer placht te doen om mijne overspannen zenuwen te stillen.

Hallward stond op, liep den tuin op en neêr.

herhaalde de thunderboy met grove stem en hij liep met Nesta vooruit op een drafje het bosch in, naar de opene plek, waar zij gewoonlijk speelden.

Toen liep hij rekkende tusschen

En hij liep regelrecht naar Damme.

och ja; die laat Gods watertje over Gods akkertje lopen;

Tusschenbeide stond zij op en liep haastig het vertrek op en neêr, en leî de handen voor zich uit tegen het behangsel, als om aan den wand te vragen wat hij zeggen zoû en wat zij andwoorden.

Soo loopt de Tijd rondom, en deelt sich af in Maenden, En leert ons, ongevraeght, al wat ick flus vermaenden: Want wie en wierd niet sat van 't eenerhande jaer, Soo 't altijd Winter, jae, soo 't altijd Somer waer?

Den anderen morgen, ten tien ure, had de Rangoon reeds een halven dag gewonnen op den door het reglement bepaalden tijd, en liep zij de haven van Singapore binnen, ten einde daar een voorraad steenkolen in te nemen.

Verliefder dan ooit en op zichzelven ontevreden, loopt hij de geheele stad door en tuurt in alle ellewinkels, of hij het groenzijden wintergewaad ook weer te ontdekken krijgt, dat hem zoo hevig heeft aangedaan, of een hoed van bruin satijn, met een enkele struisveder, die de plaats bekleedt waar hij weleer de witte duif heeft zien nederzitten, die hij zoozeer heeft benijd.

Ten slotte zei Jack hem ronduit, dat hij niets met hem te maken wou hebben, waaruit een woordentwist onstond, die zóó hoog liep, dat Jack den ander een schop gaf, die hem door het luik van het achterdek naar beneden deed tuimelen.

De heksenmeester nam nu de mand op zijn rug en liep er meê voort, maar hij werd hem zoo zwaar, dat het zweet hem over het gezicht liep en hij dacht doodgedrukt te worden.

Ibarra liep blootshoofds.

Zij was zoo gewarig aan de warmte en zoo weinig bang van bieënsteken, dat ze op heur bloote voeten liep, in een kort onderroksken stond, dat slechts tot aan haar pilaarrechte bruien kwam, en vrij en vrank liet zij heur armen, lijk twee vette kinders, uit de ver-opgerolde mouwen van haar rood slaaplijf komen.

maar hij gaf er geene acht op, want alhoewel hem bloed in den hals liep, had hij slechts eene ondiepe snede bekomen.

Izanagi liep den éénen kant er omheen, Izanami den anderen kant.

766 collocaties voor  lopen