47 Te beschrijven bijvoeglijke naamwoorden jurk

Deze jonge meisjes, in wijde witte jurken gekleed, het lange pikzwarte hair doorvlochten met bloemen, die langs haar welgevulden hals afhangen of haar voorhoofd omkransen, zijn inderdaad eene liefelijke verschijning.

Zij gingen tot heel ver, Jozef weêr in zijn licht-grijze pak en een groote strooyen hoed op zijn hoofd, Mathilde in haar ruwe blauwe jurk.

Zij geeft niets om mooie jurken en ze zal nog heel wat moeten veranderen, eer zij is wat hare ouders van haar wenschen te maken.

Kleine meisjes in lange jurken en met roode boezelaars als standbeelden in nissen zijn op het oog de aardigste oude vrouwtjes, die men zich kan denken.

Want de leerlingen van Hill House gingen bijna allen gekleed in wat haar door gulle bloedverwanten of vrienden was afgestaan en de arme weezen en half-weezen, die alle moederlijke zorg misten, droegen veel te groote schoenen, te wijde jurken, te korte of te lange rokken en ach, ook maar al te vaak, veel te dunne stof voor den kouden winterdag.

"Dan zal ik mijn mooie, roode jurk maar aantrekken op reis, vindt u niet, grootmoeder?"

Ze legde haar donkerroode, beste jurk vast klaar op een stoel.

Dit kleine vrouwtje, dat voor de eerste maal van haar leven tot een vreemde spreekt, heeft er dadelijk alles van begrepen, leunt tegen haar kameel en neemt de natuurlijkste houding aan, dus de meest boersche, met haar melkpot in de hand en haar voet in de lucht, klimt dan op het dier, gaat languit liggen tusschen den last, laat haar lange beenen zien, zet haar voeten stevig vast, schikt haar katoenen jurkje en verdwijnt in de vlakte.

Ze reden over den IJsel en over den Rijn en Dora staarde met groote stille oogen naar de rivieren, rechtop in haar zwarte jurk, de handjes in haar schoot, tot zij ze niet meer zag en ook daarna zat ze en staarde.

En ze kon toch ook niet reizen in die dunne, lichte jurk, zonder hoed of iets!

Zij had een grijs japonnetje aan, tot op den grond, zonder sleep, met smal zwart fluweel lint afgezet, en dat in een eenvoudig plooisel haar hals omsloot, nog een oude jurk van haar laatste kostschooljaar;

Zij kon, dik en medelijdend, met een welgedaan, gezond hart, onder de strakke paarse jurk, niet hebben, dat mijnheer niet elken avond naar buiten ging.

Want Nesta was toen zoo onhandelbaar dat er letterlijk niets met haar was te beginnen en Bridget, die haar netjes kleeden moest en door het ondeugende kind de eene jurk na de andere uit de handen werd gerukt, geen raad meer wist en met een hoogroode kleur bij Hedwig kwam om hulp.

En ze kon toch ook niet reizen in die dunne, lichte jurk, zonder hoed of iets!

En de woede waarmee ik witte neteldoeksche jurkjes en sierlijke hoedjes vernielde, die Nurse mij op zekeren tijd eigenmachtig te dragen gaf, bewees wel dat er al heel weinig een meisjesaard in mij zat.

zij zijn rijzig en welgemaakt van gestalte en weten zich met onvergelijkelijke kunst in haar leelijke jurken te drapeeren.

De dokter had haar aanvankelijk niet herkend, omdat zij in die korte, bruine jurk nog zooveel kleiner leek dan in het blauwe katoen; goedig-gekscherend vroeg hij, of ze soms van plan was alleen haar beenen te laten groeien.... en dat bracht haar nog het meest van streek.

Juist bracht zij den lepel in den mond en bemerkte ze, dat zij in de haast ook een balletje gehakt had opgeschept, toen Dirk plotseling de beide beenen met zulk eene kracht omhoog wierp, dat hij haar den schotel uit de hand schopte, zoodat de inhoud haar schoone jurk in een ommezien in eene soepjurk veranderde.

Zij legt het sjovele roode jurkje, waarin zij gekomen is, af en kleedt zich in een volledig, fonkelnieuw page-costuum, dat de bewoners van Vaucouleurs voor haar hebben laten maken.

voor mij ligt de aantrekkelijkheid van het schouwspel minder in de kampplaats, dan wel in het publiek, hoofdzakelijk bestaande uit mestiezen-vrouwen, stralende van vreugde en genot, uitgedost in haar fraaiste kleederen, schitterende in de bontste kleuren, in roode, gele en blauwe borduursels, die zoo goed uitkomen tegen de sneeuwwitte jurken, te midden van wolken van kant, waartusschen de gouden kettingen en edelgesteenten vonkelen.

Mijn kleine Ulrich had een soortgelijk jurkje.... Is het mij vergund?"

Zij kon, dik en medelijdend, met een welgedaan, gezond hart, onder de strakke paarse jurk, niet hebben, dat mijnheer niet elken avond naar buiten ging.

Er volgt een ernstige vermaning van Vader, en... de tweede schoone jurk.

De kleeding der kinderen bestaat uit veelverwige jurken en gordels: hun haar wordt nooit gekapt;

je ziet in die verschrikkelijke jurk en buitendien zouden Cécile en ik ook onmogelijk den heelen avond naar dat leelijke toilet kunnen kijken.

47 Te beschrijven bijvoeglijke naamwoorden  jurk