25 Te beschrijven bijvoeglijke naamwoorden deugniet

"Wil je wel eens gauw van mijne balen af, kleine deugniet!" riep hij.

misschien was hij wel een der grootste deugnieten.

" "Dat is wel mogelijk," zei Jan Vos, "maar vroeger moet hij een echte deugniet geweest zijn, heb ik wel eens gehoord.

"Wel, meneer, omdat ze een paar jonge deugnieten blijken te wezen, die zich bij de deftigste gezelschappen hebben ingedrongen, terwijl ze niet meer zijn dan een paar van hun schip gedroste adelborsten.

Ik zal dan maar beginnen met u te zeggen, dat hij een snuiter is, van wien men moeilijk de geheime gevoelens leert kennen, want naar buiten neemt hij allen schijn aan van een halve heilige te zijn, terwijl hij in den grond van zijn hart een groote deugniet is.

de een was een zoontje van den baas en heette Frans; de andere, een rechte deugniet, was een jongen van den oudroest

Ik zie u, leelijke deugniet!

Foei, hertelooze deugniet die ge zijt, sprak Lamme verwijtend.

Op zekeren dag vroeg de waard om betaling, en de heer vertrok, volgens zijn zeggen om geld van zijn bankier te halen; maar hij keerde nooit terug, zoodat de ongelukkige deugniet weer zonder meester was.

Ze klaverden er op, de onschuldige deugnieten en zij loechen naar malkaar omdat ze alleen meester waren en gerust rondliepen in eigene wereld voor den eersten keer, in al die nieuwigheden.

De Natie had behooren te eischen dat al die varieteiten van plichtverzakende deugnieten zich geschikt maakten om te werken "in den geest" van Havelaar.

doch daar vergiste hij zich in, want de slimme deugniet sloeg, in plaats van op zijn rug, op de omstaande boomen los, en liet van tijd tot tijd eens een luider of zachter kreet hooren, om zijn meester in zijn goed geloof te versterken.

Nog meer dan voor viervoetige en gevleugelde roovers, moet men de Nachtegalen tegen tweebeenige deugnieten beschermen.

Het was te laat, en verscheidene deugnieten in Xaragua achterlatende, omdat ze geene kans zagen, hen weer aanboord te krijgen, zett'en ze koers naar San-Domingo, waar ze met een' voorraad van bedorven levensmiddelen eindelijk aankwamen.

« Zwak tengevolge van zijn ziekte, verdoofd door de klappen en het plotselinge van den aanval, angstig voor het woeste brommen van den hond en het ruwe optreden van den man, neergeslagen door de overtuiging van de omstanders, dat hij werkelijk de verstokte kleine deugniet was waarvoor hij werd uitgegeven, wat kon het arme kind alleen beginnen?

Ze vond daar behagen ineen kap met blonde lokken, een gezichteken als van een zoete deugniet, rond en rood en donzig, en een natte mond en gloeiende oogen en lieve vingeren, gewend aan 't bedrijf van kanten geluksweefsels.

Brand (1865), de stoere, sombere held en martelaar van het ideaal, Peer Gynt (1867), de zorgelooze deugniet, wien de fortuin toch niet anders kan doen dan toelachen.

Toen was hij nog slechts een befaamd deugniet.

Maar daar was ook een klein duikeleendje, een kleine zwarte deugniet, die al die plechtige manieren niet uit kon staan.

Hij was een bekende deugniet in de Italiaansche kolonie.

Leelijke, brutale deugniet, wat denk je wel?

Op Allerzielen kwam Uilenspiegel uit Onze Lieve Vrouwekerk met eenige deugnieten van zijn leeftijd.

Dit had haar, toen zij nog jong was en zelfs iets later, een zekere peinzende houding gegeven, bij haar man vergeleken, een schurk van eenige diepzinnigheid, een geleerde deugniet, behalve in de letterkunde, tevens ruw en sluw;

Gelukkig voor de deugnieten had hun streek geen noodlottige gevolgen, en zij verheugden zich, de menschen, naar zij meenden, nu toch eens wat beter te hebben ingelicht dan die bulletins altoos deden.

De gemeenste deugnieten namen den schijn aan van edelen te zijn, ontstalen

25 Te beschrijven bijvoeglijke naamwoorden  deugniet