want ik heb u deze vraag nog niet gedaan, waarop uwe werktuigen u het antwoord moeten geven.

Met zijn eigenaardigen, half-sarcastischen lach ging hij bij 't laai-lichte venster zitten; en waarschuwde mij, dat hij maar heel weinig tijd had, ieder oogenblik kon worden weggeroepen; bovendien niet de minste neiging tot vertellen voelde, maar zijn best wilde doen, mijn vragen duidelijk te beantwoorden.

Hij stelde hun zijn vragen niet zoo beslist als hijblijkens het boven weergegeven inzichtwel kon:

En hij herhaalde de vraag in het engelsch.

Men bedenke ook, dat hij tegenover vreemden stond en niet rechtstreeks zijn vragen kon richten op 't allerintiemste van hun zieleleven en -overtuiging.

"Welnu," hernam kapitein Nemo, "hebt gij mijn vraag gehoord?

gij, die me als klein, hulpeloos kindje gedragen hebt in uw armen, gekoesterd aan uw borst, gevoed met uw lijf, laat me niet vergeefs vragen, zoodat ik twijfelen ga aan uw woorden, nu, en voor altijd.

Dat is de vraag," antwoordde Petritzky nadenkend en legde den vinger tegen den neus.

Maar, hoor eens, gij hebt mijn vraag niet beantwoord", voegde hij er bij en zag Oblonsky met zekere spanning in de oogen.

De echte geleerde keek fee Nederigheid verwonderd aan en wilde haar vragen wat voor soort van geleerde zij toch wel bij hem had gebracht.

Maar er rees eene belangrijke vraag op, die wij niet waagden te beantwoorden.

Maar hij boog beleefd, ontweek haar vraag en nam toen afscheid.

Via het LO-netwerk kreeg ik de vraag of een zekere politieman Cornelis van Veldhuizen betrouwbaar was.

Ik geloof niet noodig te hebben den angst te schetsen van een moeder die by 't reiken van spys aan haar kind, zich gedurig de vraag moet voorleggen of ze misschien haar lieveling vermoordt?

Maar in den gedachtengang, waarin Kielland geraakt is, ziet hij die vraag in een ander licht.

die naar het, van hier onzichtbaar, lieve boerderijtje leidde, waarnaar zij vragen kwam.

Hij behandelt evengoed de diepste vragen van wijsgeerigen aard, als dat hij voor een ouden leek, broer Willem, op diens verzoek schrijft over de wederkeerige herkenning der zielen in het hiernamaals.

Doch indien men veel weet, men weet niet alles, en de proefondervindelijke wetenschappen hebben hare grenzen, zij kan de belangrijke vraag omtrent het bestaan der Godheid en de onsterfelijkheid der ziel niet oplossen, en zeker niet in ontkennenden zin.

Ik legde mij deze onoplosbare vragen voor, toen de professor binnenkwam.

Dat vind ik een aardige vraag.

"Hoeveel schoten zullen er ter eere van de Koning gelost worden, Ammiraal?" klonk andermaal de vraag.

Op zijn aandrang richtte ik onderscheidene vragen tot verschillende leerlingen, zoo jongens als meisjes; en ik moet verklaren dat zij mij verbaasden door hunne juiste antwoorden en hunne kennis, vooral in rekenen en aardrijkskunde.

Heeft nauw uw vraag verstaan, Of wenkend met het donker oog, Wyst hy u aan d'onmeetbren boog Het verre Westen aan.

gisterik meen van daagben ik gekomen!" antwoordde Lewin, die in zijn opgewondenheid haar vraag niet dadelijk begreep.

Maar mij dunkt de vraag omtrent mijn zoon heeft aan alles een einde gemaakt.