62 Te beschrijven bijvoeglijke naamwoorden winters

Platvoetige zwemmers, langbeenige steltloopers, breedgewiekte zeilers, allerlei soorten van vogels, grooten en kleinen, die de strenge winter van de noordpoolstreken naar zachter klimaat drijft, strijken vaak in dichte drommen neder op onzen Rijn.

Intusschen verliep de winter, een zachte winter.

Nergens ziet men hier het grijze en sombere gebladerte van den olijfboom, die tegen de vrij koude winters van Beotië niet bestand is;

waar zal nog een mensch in leven zijn als de lange winter, die alle wezens doodt, zal zijn verdwenen?

Ik vond haar om te stelen verleden winter op die partij van mijnheer van Heusde.

oock komt de Tartar in harde winters wanneer door de stercke vorst het water tusschen

Al deze prentkaarten, ter uitzondering van twee,deze twee, die uit het noorden van Italië komen,en ook dit tijdschrift, zijn afkomstig uit Nizza en omstreken, waar iederen winter, van November tot Mei, het rijke volk van heel de wereld bij duizenden en duizenden zich komt verlustigen.

De slachtmaand kwam te Damme en elders, maar 't was een late winter.

Ziet, na den regen, die in den afgeloopen nacht is gevallen, heeft gindsche struik, welke op den vorigen dag nog geheel kaal was, zich nu met eene menigte groene blaadjes versierd, en schijnt zich nu eens regt te verheugen, dat zij eindelijk weêr een nieuw en zoo schoon kleed heeft bekomen, naar hetwelk zij, zoolang de barre winter duurde, zoo vurig wenschte.

Onze tweede winter was begonnen.

Het is toch dit jaar geen vroege winter, zeide Sergius tegen een der oudste visschers.

George Meredith is van het zelfde jaar, ja van denzelfden winter

en voorts, over den naderenden winter.

De kachel van de Bonanza werd geplaatst en verbreidde al gauw al de warmte, die wij de vorige winters ontbeerd hadden.

Zij wenschte, dat het altijd winter wezen zou, koude, donkere winter zonder zon.

Op Zaterdag den 9den September konden wij over het ijs loopen, en daarmee moest de derde winter beschouwd als te zijn ingegaan.

Kayette, die aan de gure winters in Alaska gewend was, deed echter niet veel moeite om zich tegen de koude te dekken.

Het was dat jaar een lange, ruwe winter.

Nu zou alleen, voor maanden lang, de droeve, grijze winter heerschen.

Als hij thuis kwam, met de bloemen verslapt op zijn hoed, wapperde de witte vlag ter eere van het goede weer, en Marieke had in den hof het fonteintje opengedraaid, dat na een heele winter wachtens, weer zilverig opspoot met een frissche, koele perelenpluim.

We zullen heel den winter gemakkelijk zijn en we koopen ten uitkomende een veerzekalf.

" "'t Was héél koud verleden winter.

Het was een heerlijke winter voor Fonske.

Bij gewone winters is het voldoende de bakjes met wat blad of stroo te bedekken, teneinde het geheel bevriezen der aarde te voorkomen; is de winter buitengewoon streng, dan doet men voorzichtiger de bakjes binnenshuis, b.v. in den kelder, te laten overwinteren.

Ik ben de ijskille winter, maar ik voel in mij de naderende lente sidderen.

62 Te beschrijven bijvoeglijke naamwoorden  winters